Oostbroek / Hamminck Borgh

Op kaarten van omstreeks 1780 komt onder Lellens bij Kröddeburen "Hamminck Borgh" voor. Dit huis was van dr. Lucas Hamminck, lid van de gezworen gemeente der stad Groningen. Met borgh werd zijn buitenverblijf bedoeld, dat hij al in 1769 bezat. In dat jaar liet hij de kaak (schandpaal) van Kröddeburen wederrechtelijk verdwijnen. Die stond hem in de weg. Noch de plaatselijke rechter, noch de hoofdmannenkamer kon iets tegen Hamminck uitrichten, aangezien hij stadsburger was. Kort daarna in 1771 kocht hij de naburige borg Lellens.

Hamminck zal het buitenhuis geërfd hebben van zijn moeder Albertine van Oostbroek, getrouwd met Woltherus Hamming.


Knipsel Groninger Courant 07-03-1788

Tussen 1787 en 1797 werd het buiten herhaaldelijk te huur aangeboden met 'spatieuse' hoven en singels. In 1793 woonde er luitenant Buning en zijn vrouw. In 1797 J.G. Geertsema en zijn vrouw.

In 1798 werd het huis samen met de borg Lellens publiek verkocht. Wie de koper werd is niet bekend.

1. Locatie buitenhuis Oostbroek
2. Kröddeburen
3. Stadsweg
4. Hemerterweg












We weten wel wie er toen (of enkele jaren later) ging wonen, namelijk Derk Sebes Bonthuis en zijn vrouw Anna Brontsema.

Op hun graven op het kerkhof van Lellens staat:
Ter gedachtenis van den agtenswaardigen grijzen vader Derk Sebes Bonthuis en deszelfs huisvrouw, de Eerbare Anna Brontsema met welke zijn edele 42 jaaren in een genoeglijke echt heeft mogen leven, gestorven te Kroddeburen op "Oostbroek", op den 6 May 1812 in den ouderdom van 68 jaaren. En door zijn gade in de eeuwigheid opgevolgt op den 6 April 1813 na 75 jaaren bereikt te hebben en gezamenlijk hier ter ontbinding overgegeven.

Bovenstaande tekst en afbeelding zijn o.a. gebaseerd op Formsma e.a., 1990

In 1813 stond de buitenplaats opnieuw te koop:

Knipsel uit Feuille d'affiches, annonces et avis divers de Groningue, van 27 juli 1813


































Op de website genealogieonline.nl vonden we het volgende:

Nicolaas Eikema, gedoopt te Loppersum op 19 september 1766, zoon van Jacob Klasen Eikema, "hovelink en medekerkvoogd", en Aaltje Sissing, dochter van de predikant van Marum. Hij was de broer van Adolf Eikema te Onderwierum. In 1792 trouwde hij te Stedum met Freeke Derks Bonthuis te Lellens. Hij woonde sindsdien te Stedum tot na de dood van zijn moeder, die op 25 april 1809 overleed, en betrok toen de vaderlijke bezitting "Eikemaheerd" te Loppersum. Hij overleed op 10 mei 1820. Zijn boerderij te Stedum met de vaste beklemming van 74¼ gras ten oosten van de Delleweg en nog 7 grazen onbehuisd land staat in de "Groninger Courant" van 3 april 1810 te koop, maar de verkoop heeft blijkens de krant van 6 april geen voortgang gehad. In 1812 kocht hij van de erven van zijn schoonvader de boerderij "Oosthoek" te Kroddeburen, onder Lellens, voor fl. 4.060,-. Na zijn dood verkochten de erven publiek aan Bruin Sibrand Bruins een boerderij te Loppersum voor fl. 19.000,-.
Sindsdien is er niets meer van bekend.
Hij woonde op de Eikemaheerd te Loppersum. Daar was hij landbouwer.

Vanaf november 1970 woonde hier, in een in 1929 nieuwgebouwde woning, Berend Heike Wiersema. Hij was geïnteresseerd in de lokale geschiedenis en schreef daarover artikelen in de kerkbode.

Hij schreef daarin ook over zijn eigen woonplek, "Oostbroek":

"Oostbroek"

Van 1689 tot 1769 is deze buitenplaats in het bezit geweest van de familie Oostbroek, die ook de naam "Oostbroek" aan dit buiten hebben gegeven. Een buitenplaats en tevens een doorrit voor rijtuigen, die verder reisden en een stal voor paarden. Verder behoorden er hoven, tuinen en bos bij.

In 1769 is de buitenplaats het eigendom geworden van dr. Lucas Hamminck. Vermoedelijk heeft hij het geërfd van zijn moeder, Albertine Oostbroek, die was getrouwd met Woltherus Hamminck. Dr. Lucas Hamminck was getrouwd met Hermanna van Gosseler.

Na het overlijden van Woltherus Hamminck kreeg zijn zoon de buitenplaats, doch de weduwe bleef tot in 1772 op de buitenplaats wonen, omdat haar zoon Lucas in de Boteringestraat te Groningen, bij het Gerechtshof woonde.
Deze Hamminck was lid van de gezworen gemeente der stad Groningen en al had hij de buitenplaats in Kroddeburen gekocht, hij wilde er niet eerder wonen, dan dat de schandpaal verwijderd was. Deze schandpaal is inderdaad verwijderd en dit heeft veel opschudding veroorzaakt.

In 1771 kocht dr. Hamminck de borg te Lellens. Na zijn dood kreeg zijn weduwe, Hermanna van Gosseler de borg in vruchtgebruik. Zij hertrouwde met Hendrik Louis Wijchel en na haar overlijden in 1798 kocht Wijchel de borg van de erfgenamen.

Tussen 1787 en 1797 werd het buiten "Oostbroek" met "spatieuze" hoven en singels herhaaldelijk te huur aangeboden. In 1793 woonde ex-luitenant Bruning en zijn vrouw op de plaats en in 1797 J.G. Geertsema en zijn vrouw.
De naam "Oostbroek" was inmiddels veranderd door dr. L. Hamminck in de "Hamminckborg". Op 22 febr. 1798 is de borg met de eigendom van 32 grazen groenland verkocht. De koper is niet bekend.
Daarna zullen Derk Sebes Bonthuis en zijn vrouw Anna Brontsema er gewoond hebben, volgens het opschrift op hun graven op het kerkhof te Lellens. Dat luidt:
"Ter gedachtenis van den agtenswaardigen en grijzen vader Derk Sebes Bonthuis en deszelfs huisvrouw, de Eerbare Anna Brontsema met welke zijn edele 42 jaaren in een genoeglijke echt heeft mogen leven, gestorven te Kroddeburen op "Oostbroek", op den 6 May 1812 in den ouderdom van 68 jaaren. En door zijn gade in de eeuwigheid opgevolgt op den 6 April 1813 na 75 jaaren bereikt te hebben en gezamenlijk hier ter ontbinding overgegeven".

Blijkens een advertentie werd op 20 augustus 1813 de buitenplaats met hoven, bos en tuinen en de eigendom van 35 ha grasland verkocht.
Het schijnt dat de buitenplaats in verval is geraakt en wat er verder mee gebeurde, is niet duidelijk. We hopen dit nog eens na te gaan.
Vast staat evenwel, dat er nog veel vruchtbomen en vooral rode- en zwarte- bessenstruiken stonden.
Vooral in de bessenpluktijd gaf dit aan veel jongeren werk. Later, ook toen de fam. N.H. de Groot er woonde, is alles opgeruimd; de bomen werden te oud en de kosten voor de plukkers te hoog.

In 1929 is het huis verbouwd; een gevelsteen geeft aan:
R.de Gr. - J.W.
19     29
Deze initialen zijn van Roelfien de Groot en Jan Wierenga
Nadien woonden er Harmannis de Groot en vrouw en kinderen en daarna N.H. de Groot en zijn vrouw Alberdien Volhand.

In die tijd verdwenen de vruchtbomen, maar ook het terrein werd kleiner door verkoop aan Gebr. Dinkla die er een timmerfabriek en aannemingsbedrijf vestigden.
N.H. de Groot was al enkele jaren melkcontroleur en door overplaatsing naar Appingedam, verkochten ze de woning met tuin, in 1970 aan mijn broer en mij.


Dat was dan het einde van deze buitenplaats "Oostbroek"